Een droog en eerder warm seizoen zonder veel temperatuurextremen maakte dat het aardappelteeltseizoen 2025 vlot verliep. Zo ook voor de beheersing van de aardappelziekte. Wie gebruik maakte van de Viaverda waarschuwingsdienst en/of rassen met een verminderde gevoeligheid teelde, kon aanzienlijk besparen op ziektebestrijding. Hieronder lees je onze volledige terugblik aardappelziektebestrijding 2025.
 
  
     | 
     | 
  
  
   | Door de weersomstandigheden kreeg de aardappelziekte, in vergelijking met vorige jaren, weinig kans. | 
     | 
  
 
Warm en droog van begin tot einde
Phytophthora infestans, de veroorzaker van de aardappelziekte, bezorgde ons de voorbije jaren de nodige kopzorgen. Er ontstond resistentie tegen een aantal actieve stoffen in het middelenpakket en aantastingen zorgden op sommige percelen voor aanzienlijke verliezen. Wie de aardappelziekte een beetje kent, weet echter dat de weersomstandigheden sterk bepalend zijn voor het optreden ervan.
Het teeltseizoen 2025 was warm en droog van het begin tot het einde. Zo was de lente de op één na droogste sinds het begin van de waarnemingen en was de zomer de tweede droogste van de huidige referentieperiode. De gemiddelde temperatuur van maart tot september lag 1,2°C hoger dan normaal. Dit maakte dat het teeltseizoen 2025 heel vroeg van start ging. De aardappelen werden gemiddeld twee weken vroeger geplant dan normaal. Ze konden quasi ongehinderd doorgroeien tot het moment waarop de droogte de groei finaal een halt toeriep.
Onder deze weersomstandigheden kreeg de aardappelziekte, in vergelijking met voorgaande seizoenen, weinig kans. Het Viaverda waarschuwingssysteem registreerde dit teeltseizoen 13 aardappelziektegeneraties. Dit is aanzienlijk minder dan de 19 ziektegeneraties die in 2024 opgetekend werden. De aardappelziektedruk was in 2025 laag.
 
Minder bespuitingen nodig
Deze lage ziektedruk vertaalde zich ook in het aantal aanbevolen bespuitingen. Afhankelijk van de plant- en oogstdatum van de aardappelen werden in 2025 door Viaverda 11 tot 13 bespuitingen geadviseerd voor aardappelrassen die gevoelig zijn voor de aardappelziekte. Hiermee behoort het teeltseizoen 2025 tot de vijf jaren met het laagste aantal adviesbespuitingen in de voorbije 15 jaar. In vergelijking met een wekelijkse bespuiting tegen de aardappelziekte (kalenderspuiten), resulteerde het waarschuwingssysteem dit jaar in een besparing van 4 à 5 bespuitingen. Dit bewijst nog maar eens dat een beslissingsondersteunend systeem, zoals de waarschuwingsdienst aardappelziekte, een belangrijk onderdeel vormt in de beredeneerde en duurzame bestrijding van de aardappelziekte.
Bij aardappelrassen met resistentiegenen (onder meer Alanis, Beyonce en Invictus) waren er in 2025 slechts 1 à 2 bespuitingen nodig. Ten opzichte van gevoelige rassen betekent dit een besparing van wel 10 bespuitingen. Rassen met resistentiegenen vormen dus een waardevol hulpmiddel om het gebruik aan gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en de aardappelteelt verder te verduurzamen. Dit bleek ook in het teeltseizoen 2024, dat gekenmerkt werd door een heel hoge ziektedruk. Toen was het aantal geadviseerde bespuitingen voor rassen met resistentiegenen half zo hoog als het aantal bespuitingen voor rassen die gevoelig zijn voor de aardappelziekte.
De introductie van deze rassen in de praktijk blijft evenwel een uitdaging. Ze zijn weliswaar minder gevoelig voor Phytophthora infestans, maar halen niet altijd de vereiste minimumnormen voor opbrengst of (friet)kwaliteit.
 
  
     | 
  
  
   | 
    Figuur 1 – Weersgegevens tijdens het teeltseizoen 2025. (Bron: KMI) 
    | 
  
 
Succesvolle beheersing
Door de gunstige weersomstandigheden in het teeltseizoen 2025 kregen telers ruim de kans om hun aardappelen tijdig en correct te beschermen. Dit leidde tot een uitermate succesvolle beheersing van de aardappelziekte. Er kwamen bij Viaverda geen meldingen van aantasting in het veld binnen.
Er werden eind juli wel aantastingen van de aardappelziekte waargenomen op enkele afvalhopen en op opslagplanten errond. Dit bewijst het belang om de vroegste bronnen van de aardappelziekte zo snel mogelijk op te ruimen!
 
  
     | 
     | 
  
  
   | Er werden eind juli aantastingen van de aardappelziekte waargenomen op enkele afvalhopen en op opslagplanten errond. | 
     | 
  
 
Richtlijnen blijven geldig
Deze vaststellingen bevestigen de bestaande richtlijnen voor een goede aardappelziektebeheersing. Alles begint met het vermijden of opruimen van aardappelopslag en -afvalhopen. Vervolgens speelt de rassenkeuze een belangrijke rol. Indien mogelijk verdienen rassen met resistentiegenen tegen de aardappelziekte de voorkeur. Zij kunnen enige aardappelziektedruk goed weerstaan en vereisen minder bespuitingen. Een belangrijke voorwaarde voor de teelt van deze rassen is echter dat afnemers bereid zijn om deze rassen te verwerken.
Tijdens het teeltseizoen is het de bedoeling om het gewas tijdig en correct te beschermen tegen de aardappelziekte. Dit kan het best gebeuren op basis van het Viaverda waarschuwingssysteem aardappelziekte. Met dit systeem voelen telers zich gesteund in hun beslissing om al dan niet te behandelen en krijgen ze advies over het meest aangewezen spuitmoment. Onnodige bespuitingen bij afwezigheid van ziektedruk worden op die manier vermeden.
Wanneer bespuitingen nodig zijn, is het belangrijk om de actieve stoffen binnen het middelenpakket waarover we beschikken af te wisselen en waar nodig te mengen. Op deze manier kunnen problemen met resistenties van de aardappelziekte tegen de beschikbare actieve stoffen tot een minimum worden herleid. Tot slot mag bij het uitvoeren van een bespuiting een goede spuittechniek niet uit het oog worden verloren. Er moet behandeld worden onder daartoe geschikte weersomstandigheden, op een droog gewas en met voldoende precisie. Onder hoge ziektedruk is de aardappelziekte onverbiddelijk en zal ze toeslaan daar waar het gewas niet of onvoldoende beschermd is.
 
Meer info
Stany Vandermoere
Ilse Eeckhout
Dit artikel kadert in de projecten 'Waarnemingen en waarschuwingen 2025-2027' (Agentschap Landbouw en Zeevisserij) en ‘Kostenefficiënt naar een duurzame aardappelteelt in 2030' (Vlaio).
