Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search


Weinig opbrengstverschillen en een lager nitraatresidu bij fertigatie in ui en prei

Weinig opbrengstverschillen en een lager nitraatresidu bij fertigatie in ui en prei
Print

Door de klimaatsverandering zijn er extremere weersomstandigheden. Bij langdurige droogte hebben groenten meer moeite om voedingsstoffen op te nemen. Hierdoor kunnen op droogtegevoelige percelen niet alleen lagere opbrengsten verwacht worden maar ook – indien de bemestingsdosis niet wordt bijgesteld – hogere nitraatresiduen.

In 2025 lagen er in het kader van het VLAIO-LA project Fertigatie als duurzame irrigatie- en bemestingsstrategie fertigatieproeven aan in verschillende teelten.Bij fertigatie worden de meststoffen meegegeven met de watergift via druppelslangen. Zo komen water en voedingsstoffen direct in de wortelzone terecht, waar ze kunnen worden opgenomen door het gewas. De vraag is of fertigatie resulteert in een efficiënter water- en meststoffenverbruik én een lager nitraatresidu. Viaverda voerde proeven uit in aardappel, ui en prei, en het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) in prei en selder. De irrigatie werd aangestuurd volgens het advies van de Bodemkundige Dienst van België (BDB), gebaseerd op een bodemwaterbalansmodel dat tijdens het seizoen regelmatig werd gekalibreerd aan de hand van bodemvochtstalen.

 

Bijbemestingsdosis maakt weinig verschil, irrigatie verhoogt significant de opbrengst in ui

Op 24 april 2025 werd een uienproef (ras Hybelle) aangelegd op een zandbodem met één niet-geïrrigeerd en vijf geïrrigeerde objecten. Er viel 234 l/m² neerslag tijdens het groeiseizoen. De geïrrigeerde percelen kregen hier bovenop nog 125 l/m². De optimale stikstofgift voor uien werd gesteld op 100 eenheden N, waarvan bij de start 40 eenheden N als Urean werd toegediend in alle objecten.

Bijbemestingsdosis maakt weinig verschil, Irrigatie verhoogt significant de opbrengst in ui

Bij het niet-geïrrigeerde en twee geïrrigeerde objecten (objecten 1, 2 en 3) werd KAS bijgestrooid. De drie andere objecten werden gefertigeerd (objecten 4, 5 en 6). De startbemesting was voor alle objecten hetzelfde maar de bijbemestingsdosis werd telkens getest aan 100% en 50%. Bij fertigatie werd bovendien nog een extra object aangelegd waarbij slechts 70% van het bijbemestingsadvies werd uitgevoerd.

Omschrijving van de objecten, irrigatiedosis (mm) en bemestingsdosis (kg N/ha) met toedieningsdatum.

Alle uien kende een gelijke start in zowel opkomstpercentage als standdichtheid. Het niet-geïrrigeerde object leverde gemiddeld 54 ton uien per ha op, zo’n 20% minder dan de geïrrigeerde objecten. Dat kwam door een kleinere maatsortering: er waren significant meer uien in de maat 40-50 mm en minder in de sortering 60-80 mm. Tussen de geïrrigeerde objecten waren geen significante opbrengstverschillen. Minder bijbemesten had dus geen invloed op de opbrengst, net als de keuze tussen vaste meststoffen en fertigatie. Het nitraatresidu lag bij de gefertigeerde objecten wel iets lager, maar niet significant.

Opbrengst en maatsortering

Nitraatresidu 0-90 op 12/09/25 en drempelwaarde gebiedstype 1.

Minder bruine schachten en lager nitraatresidu bij fertigatie in vroege herfstprei

Op 28 mei werd er vroege herfstprei (ras Nebulus) geplant. Vaste bijbemesting met KAS werd vergeleken met fertigatie, waarbij de stikstofgift werd berekend via het KNS-model. Beide systemen werden getest met 100% en 50% van het stikstofadvies, respectievelijk 130 en 65 eenheden N. Alle objecten kregen dezelfde startbemesting (Urean, 86 E N) en irrigatie (150 l/m²).             

Omschrijving van de objecten, irrigatiedosis (mm) en bemestingsdosis (kg N/ha) met toedieningsdatum.

De opbrengsten lagen dicht bij elkaar (51-56 ton/ha) en verschilden niet significant. Een halvering van de bijbemesting had geen effect op de opbrengst, net zomin als de keuze tussen vaste meststof en fertigatie. Wel viel op dat prei bijbemest met korrels gemiddeld 77% meer bruine schachten vertoonde dan gefertigeerde prei. Die verkleuring treedt vaak op bij hoge stikstofgiften gevolgd door regen of beregening.

Bodemstalen toonden aan dat fertigatie resulteerde in een gelijkmatiger nitraatverloop en lager nitraatresidu aan het einde van het seizoen: 86 en 72 kg N/ha bij respectievelijk 100% en 50% vaste bijbemesting, tegenover 31 en 51 kg N/ha bij fertigatie. 

Opbrengst (ton/ha) en % bruine schachten.

Nitraatresidu 0-90 op 18 september 2025 en drempelwaarde gebiedstype 1.

Meer info

Liezel De Kimpe
Elise Vandewoestijne
 

Dit artikel kadert in het project 'FERT: Fertigatie als duurzame irrigatie- en bemestingsstrategie'.

Vorig Artikel Biomiddelen getest tegen Botrytis in kropsla