Categories
Close
Menu
Menu
Close
Search
Search

Aardappelziekte

Print

ACTUEEL

Zolang aardappelen niet geloofdood zijn, is bescherming tegen aardappelziekte nodig. Ook bij de loofdoding is het aangewezen een plaagmiddel toe te voegen. Kies voor middelen met een goede knolbescherming

 

ADVIES

Hernieuw de bescherming vóór neerslag van betekenis, indien het interval sinds de voorgaande behandeling 7 dagen of meer bedraagt. 
Raadpleeg onze tabel voor middelen met een goede werking tegen knolinfectie. Deze middelen vertonen in sterk verdunde toestand (regen!) nog een werking tegen zoösporen die de knol kunnen infecteren.


Knolphytophthora uit zich in roestbruin aardappelweefsel, vaak net onder de schil. Deze verkleuring schemert ook door de schil als bruine en blauwachtige vlekken. Tijdens de bewaring kan de ziekte zich verder ontwikkelen. Plaag kan op aangetaste knollen sporuleren en zo naburige, gezonde knollen infecteren. In eerste instantie gaat het om een droge vorm van rot. Uiteindelijk zullen aangetaste knollen echter overgaan in andere vormen van rot (bv. bacterieel rot). Partijen met daarin aangestaste knollen, moeten in de bewaring zo snel mogelijk gedroogd worden.

 

ALTERNARIA 

Onderhoud de bescherming tegen alternaria. Hou hierbij rekening met de werkingsduur van het middel dat bij een vorige bespuiting werd ingezet.

Bescherm enkel gewas dat nog voldoende groen is, d.w.z. tot ca. 50% afrijping.

 


 

MIDDELENKEUZE  AARDAPPELZIEKTE  IN 2023

Phytophthora infestans is een ziekteverwekker met een grote genetische diversiteit, en steeds in evolutie. EuroBlight brengt deze evolutie in kaart door middel van jaarlijkse staalnames van aantastingen, in alle Europese landen. 
Vorig jaar traden in Denemarken problemen op in percelen waar de a.s. mandipropamid (Revus) toegepast werd. Het bleek te gaan om een genotype dat resistentie vertoont tegenover mandipropamid en fungiciden van dezelfde chemische groep. Dit genotype (EU-43), voor het eerst vastgesteld in Denemarken in 2018, komt inmiddels ook frequent voor in Nederland (45%) en België (ca. 8%).


Bij de keuze van fungiciden moet daar dus terdege rekening mee gehouden worden. Onoordeelkundig gebruik van middelen kan immers leiden tot een snelle selectie van deze resistente variant van de ziekte.  Resistentie treedt op tegen de actieve stoffen mandipropamid (o.a. Revus), dimethomorf (die we vroeger kenden in Acrobat, nu o.a. Orvego Star, Presidium e.a.) en benthiavalicarb (bv. Versilus).


Enkele richtlijnen:

  • gebruik deze a.s. niet enkelvoudig, voeg een middel toe met een andere werkingswijze en met voldoende nawerking
  • max. 2 toepassingen na elkaar met een middel uit deze groep; wissel af met middelen met een andere werkingswijze
  • max. 50% van de bespuitingrn met een middel uit deze groep

 

Vorig Artikel Aandacht voor goed rooiwerk
Volgend Artikel NEPG maakt zich zorgen over prijsdalingen

Comments are only visible to subscribers.